De treasuryfunctie ondersteunt de uitvoering van de programma’s. De treasuryfunctie omvat de financiering van beleid en het uitzetten van geldmiddelen die niet direct nodig zijn. De uitvoering ervan vereist snelle beslissingen in een complexer geworden geld- en kapitaalmarkt.
Er zijn aan de uitvoering van de treasuryfunctie budgettaire gevolgen verbonden, onder meer afhankelijk van het risicoprofiel. Onder de treasuryfunctie valt niet het (garanderen van) verstrekken van leningen aan derden. Deze activiteiten vallen onder het desbetreffende programma.
Het beleid van de gemeente Landsmeer voor de treasuryfunctie is vastgelegd in het treasurystatuut. Het treasurystatuut is in 2019 geactualiseerd. Het statuut is het kader voor de uitvoering van de treasuryfunctie. De belangrijkste punten, naast de voorschriften afkomstig uit de wet Fido (Wet Financiering Decentrale Overheden), zijn:
- Gelden worden alleen uitgezet bij banken met ten minste een zogenoemde A-rating
- Het aantrekken van leningen geschiedt door een offerte aan te vragen bij ten minste drie financiële instellingen, waaronder de Bank Nederlandse Gemeenten (BNG).
Algemene ontwikkelingen: rentebeleid
Na een forse daling van de rente vanaf maart 2020, loopt de rente geleidelijk op of wordt minder negatief.
De renten zijn bijna op nivo van voor de crises. Mocht de rente nog verder oplopen door mogelijke bovengemiddelde toename van de inflatie, dan zal de ECB gebruikt haar instrumentarium inzetten om
de rentetoename af te laten vlakken. De rente voor een 10-jaars staatslening nam fractioneel toe van
min 0,47% eind 2020 naar min 0,21% in het eerste kwartaal van 2021.
Door de pandemie is de ontwikkeling van de nederlandse economie negatief. Het bruto binnenlands product kende een negatieve ontwikkeling van min 3,7%. De inflatie in 2020 bedroeg plus 1,1%.
Voor 2021 wordt economisch herstel verwacht. Het verwachte economisch herstel is breed
Risicobeheer, de kasgeldlimiet en renterisiconorm
De begrenzing van de renterisico’s op de gemeentelijke kortlopende middelen (zowel opgenomen als uitgezet) vindt plaats door het vaststellen van een kasgeldlimiet. Dit is geconcretiseerd in de vorm van een maximum percentage van het begrotingstotaal dat gedurende enig jaar met kortlopende middelen mag worden gefinancierd.